donderdag 2 december 2010

Er is hoop want ik heb het

Er was eens een man van 38 jaar die, na 23 jaar chronisch dronkenschap, besloot niet langer in een waas te willen leven maar open wilde staan voor een nuchtere, keiharde wereld.
De man trok de stoute schoenen aan en belde met een GGZ instelling gespecialiseerd in verslavingszorg, welke resideerde in een grote havenstad in het zuidwesten van het land.
De dame aan de andere kant van de lijn had tot drie keer toe hetzelfde verhaal ter bevestiging nodig om zeker te weten dat deze man, die zichzelf durfde aan te melden, een volwaardig lid van de maatschappij was, werkend, wonend, getrouwd en dronken.
De dame aan de andere kant was enigszins van slag. Het was juist zo leuk om de wereld te redden: ter meerdere eer en glorie van de organisatie werden dak-, thuis, vrouw-, man-, werk-, geld- en waardigheidslozen gered met aandacht, koffie en medicijnen.
De man aan de andere kant van de lijn wilde alleen zichzelf redden, dat was wel een beetje jammer en ook een beetje raar en ook wel egoïstisch.
Daarop besloot de mevrouw dat een man met zo’n verwrongen wereldbeeld toch wel echt hulp nodig had, schreef de man in en boekte hem meteen in bij een hulpverlener voor 3 intakegesprekken met hoop op een happy ending.

In oktober had de man zijn eerste afspraak. Hij moest praten over zijn verslaving, wat hij nooit eerder had gedaan behalve met zijn vrouw, die eigenlijk ook niet met hem praatte maar meer naar hem schreeuwde als ze het weer eens zat was dat hij zat was.
Na 3 intakegesprekken was het half oktober duidelijk: er zou chemisch worden afgekickt op eigen houtje, initiatief en grond.
Er werd afgesproken dat de man zich gedurende 5 werkdagen zou melden bij een andere locatie, dichter bij zijn werk, opdat zijn structuur niet werd doorbroken.
Er gingen weken voorbij waarin de man op de ene locatie gesprekken had met zijn hulpverlener, bij wie inmiddels was doorgedrongen dat de man er niets voor voelde om onder een brug of in een doos terecht te komen, zonder dat er sprake was van chemisch afkicken op de andere locatie.
De moed zonk de man evenwel niet een keer in de schoenen, tenslotte deed hij wel zijn best en was hij nu niet alleen afhankelijk van de drank, maar ook van de andere locatie. Tot die tijd moest hij er maar het beste van maken en dat vooral met veel bier. Elke dag kon tenslotte de laatste zijn voor de eerste nuchtere en stond in het teken van afscheid nemen van rituelen, patronen en drank.

Het is nu drie en een halve maand na het eerste telefoontje van de man. Het telefoontje waarin hij zich aanmeldde om van de drank af te komen. In die drie en een halve maand had hij alles kunnen verliezen, onder die brug terecht kunnen komen of in die doos. Dit is niet gebeurd, er is hoop want hij heeft het. Hoop op doorzettingsvermogen en veranderdrang, motivatie en liefde. Liefde voor het leven, voor zichzelf, voor zijn vrouw.

In tijden van verandering is hoop alles wat er overblijft. Je kunt niet weten maar slechts hopen dat het meevalt, hopen dat de wereld er niet heel veel anders uitziet, hopen dat je het volhoudt, hopen dat het zin heeft.

Drie en een halve maand na het eerste telefoontje wacht de man nog anderhalve week, 5 dagen Librium, het volslagen onbekende en een levenslang gevecht. Nu maar hopen dat het lukt.

2 opmerkingen:

  1. Ik kan heel grappig reageren (want ik ben een zus van jou dus..) maar de grap komt eigenlijk niet en ik ben gewoon heel erg benieuwd!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik ook, want er is hoop want wij hebben het :)

    BeantwoordenVerwijderen